San Antonio de Corbes is een stoffig dorpje waar weinig te zien valt. Het enige ietwat aantrekkelijke gebouw is een klein kerkje op de Plaza, en onze hosteria.
We slapen een gat in de dag, ontbijten laat met ietwat redelijke koffie voor één keer. (Wij zijn zo gek een espresso-kan mee te zeulen. Geweldig hoor, koffie zetten aan je tentje! En voorlopig nog altijd bijna de beste koffie die we dronken)
We informeren bij de plaatselijke politie of de Ruta 40 naar Abre del Acay doenbaar zal zijn morgen. “Geen probleem,” klinkt het, ”het weer zal geweldig zijn.”
Dinsdag 13 oktober vatten we de tocht aan. We ontbijten zo vroeg mogelijk en springen op ons stalen resp. aluminium ros. De eerste dertien kilometer kennen we nog van twee dagen geleden, maar omdat we nog fris zijn gaan ze er vlotjes door. Het zonnetje schijnt, we hebben wind in de rug, dit moet lukken! We slaan de Ruta 40 in, zowat de Route 66 van Latijns-Amerika. In het begin is de ’rippio’ enorm hobbelig en worden we flink door mekaar geschud. De bergen doemen in de verte op, en na enkele kilometers rijden we er tussen. Een machtig zicht. We komen lamakuddes tegen, enkele ezeltjes, allemaal onder prachtige weersomstandigheden. Rond de middag draaien we een bergpas op en krijgen plots felle tegenwind te verbijten. De zon kruipt achter een dik grijs wolkendek en het begint stilletjes te hagelen. We wisten wel dat het hier af en toe kon stormen, kort en krachtig, dus wachten we even het einde af. Dat komt er niet. We rijden van de ene hagelbui in de andere, soms afgewisseld met sneeuw, maar altijd gepaard met een felle tegenwind die fietsen quasi onmogelijk maakt. We vloeken, duwen, trappen, terwijl de hoogtemeters mekaar steeds trager opvolgen. De tent opslaan is geen optie, we zitten letterlijk tussen de bergwand en de afgrond in. Als het dan nog een keer begint te bliksemen beginnen we ons toch stilaan af te vragen of twee weken Blankenberge geen alternatief was geweest voor onze fietsreis.
We slapen een gat in de dag, ontbijten laat met ietwat redelijke koffie voor één keer. (Wij zijn zo gek een espresso-kan mee te zeulen. Geweldig hoor, koffie zetten aan je tentje! En voorlopig nog altijd bijna de beste koffie die we dronken)
We informeren bij de plaatselijke politie of de Ruta 40 naar Abre del Acay doenbaar zal zijn morgen. “Geen probleem,” klinkt het, ”het weer zal geweldig zijn.”
Dinsdag 13 oktober vatten we de tocht aan. We ontbijten zo vroeg mogelijk en springen op ons stalen resp. aluminium ros. De eerste dertien kilometer kennen we nog van twee dagen geleden, maar omdat we nog fris zijn gaan ze er vlotjes door. Het zonnetje schijnt, we hebben wind in de rug, dit moet lukken! We slaan de Ruta 40 in, zowat de Route 66 van Latijns-Amerika. In het begin is de ’rippio’ enorm hobbelig en worden we flink door mekaar geschud. De bergen doemen in de verte op, en na enkele kilometers rijden we er tussen. Een machtig zicht. We komen lamakuddes tegen, enkele ezeltjes, allemaal onder prachtige weersomstandigheden. Rond de middag draaien we een bergpas op en krijgen plots felle tegenwind te verbijten. De zon kruipt achter een dik grijs wolkendek en het begint stilletjes te hagelen. We wisten wel dat het hier af en toe kon stormen, kort en krachtig, dus wachten we even het einde af. Dat komt er niet. We rijden van de ene hagelbui in de andere, soms afgewisseld met sneeuw, maar altijd gepaard met een felle tegenwind die fietsen quasi onmogelijk maakt. We vloeken, duwen, trappen, terwijl de hoogtemeters mekaar steeds trager opvolgen. De tent opslaan is geen optie, we zitten letterlijk tussen de bergwand en de afgrond in. Als het dan nog een keer begint te bliksemen beginnen we ons toch stilaan af te vragen of twee weken Blankenberge geen alternatief was geweest voor onze fietsreis.
In de vroege avond bereiken we de top. De temperatuur is er flink onder nul gezakt en de wind is verschrikkelijk fel. We maken snel de obligate foto en dalen de berg langs de andere kant af. We hebben nog net één uur licht. Door de dichte mist kunnen we ook niet te snel afdalen, en de regen heeft het pad her en der gevaarlijk glad gemaakt.
Na 600m dalen merken we een ruïne die een vijftiental meter lager ligt dan de weg. De beslissing is snel gemaakt, we nemen de tent en het kookgerief als eerste mee. Terwijl het begint te schemeren zetten we een pot water op het vuur om de onderkoelde tangoreizigers op te warmen, en kiezen we een beschut plekje tussen de ruïne muren. Helaas is het dak al een eeuwigheid verdwenen, en terwijl we verder alle materiaal naar beneden halen begint het terug te regenen. Het kan écht niet op vandaag. We kruipen dan maar in onze slaapzak en koken ons potje in de voortent. Het flesje whisky doet ook nog een keer deugd. We hopen op betere tijden morgen.
Na 600m dalen merken we een ruïne die een vijftiental meter lager ligt dan de weg. De beslissing is snel gemaakt, we nemen de tent en het kookgerief als eerste mee. Terwijl het begint te schemeren zetten we een pot water op het vuur om de onderkoelde tangoreizigers op te warmen, en kiezen we een beschut plekje tussen de ruïne muren. Helaas is het dak al een eeuwigheid verdwenen, en terwijl we verder alle materiaal naar beneden halen begint het terug te regenen. Het kan écht niet op vandaag. We kruipen dan maar in onze slaapzak en koken ons potje in de voortent. Het flesje whisky doet ook nog een keer deugd. We hopen op betere tijden morgen.
We worden woensdag 14 december wakker van het zonnetje in de tent én het smeltwater dat stilaan begint binnen te druppen. Het is ’s nachts nog een keer beginnen sneeuwen, dus is onze tent in een iglo veranderd. We zetten snel alle materiaal in de zon om te drogen, en halen de espresso-kan én het fototoestel boven. Het uitzicht is adembenemend, sneeuw op de bergtoppen in de verte, het dal dat zich voor je uitstrekt, en wij hebben heel onze ruïne voor onszelf. Eindelijk worden we beloond!
We nemen alle tijd van de wereld om te ontbijten in het warme zonnetje. De fietsen krijgen nog een deftig nazicht na alle modder van gisteren. (Er zal vandaag nog heel wat bijkomen maar zo blijft ’t tenminste overzichtelijk)
Net voor we La Poma bereiken rijdt Bart nog een keer lek, maar banden wisselen gaat al super vlot. We nemen onze intrek in een Hostalletje waar de vriendelijke uitbaatster snel een houtvuur onder de waterketel aanlegt zodat we een warme douche kunnen nemen.
Zeer zeker, dit was de eerste en laatste keer dat we een flik voor Armand Pien hebben laten spelen. We hebben op onze tanden moeten bijten, maar hebben weeral een prachtig stukje Argentinië gezien . Wat je ook plant, tijdens een fietsreis heb je niet alles in de hand, en dit maakt dit avontuur zo mooi.